Werk aan de winkel

Het is 2018. De economie draait op volle toeren. Voor vacatures zijn onvoldoende mensen beschikbaar, vooral in de zorg, techniek, bouw, onderwijs, ICT ….. Dit werkt belemmerend op diezelfde groei. Er ontstaat spanning in de arbeidsmarkt. Vraag en aanbod lopen uit elkaar. We barsten van het werk (opdrachten), maar kunnen het niet realiseren door capaciteitsproblemen.

Het is 2018. In veel gebieden kunnen mensen niet overleven, is het niet veilig. Grote stromen vluchtelingen hebben Europa gevonden en vinden nog steeds hier hun heil. Ondanks dat er ook velen zullen of moeten terugkeren, blijven er veel in Europa achter. In Nederland zijn dat de statushouders die via een ‘inburgeringscursus’ ‘vernederlandsen’.

Het kost veel statushouders meer tijd om echt te integreren. Niet alleen hun afstand tot de Nederlandse cultuur is een nogal grote kloof. Ook Nederlanders ervaren afstand tot statushouders. Er bestaan krachten die beide groepen uit elkaar houden.

Naast een grote groep werkloze statushouders kennen we in Nederland ook andere groepen die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Zij zitten in de ‘bak’ van de gemeenten, die tot taak hebben ook hen te re-integreren in het arbeidsproces. Dit blijkt een moeilijk vraagstuk. Het lukt veel gemeenten niet hier effectief voortgang in te boeken. In een bijeenkomst met meerdere gemeenten bleek vrijwel iedereen met dit probleem te maken te hebben, ondanks allerlei creatieve pogingen de kloof te overbruggen.

1 en 1 = 2.
Onder statushouders, maar ook anderen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zijn mensen met veel kwaliteiten die in heel veel organisaties goed van pas kunnen komen. Alleen, hoe komen ze bij elkaar? Rationeel gezien zien we allemaal wel een logische oplossing, maar die werkt niet. Er is nogal wat te doen om partijen bij elkaar te brengen. Er is ‘werk aan de winkel’.

Maatwerk
Oneerbiedig kunnen we de groep mensen die (zouden) moeten integreren verdelen over vier kwadranten, op basis van de criteria ‘willen’ (motivatie) en ‘kunnen’ (competentie). De grootte van de kwadranten weerspiegelt overigens niet de realiteit!

Over het algemeen zijn mensen die wel kunnen en wel willen, de vaardige gemotiveerde mensen in staat zelfstandig en redelijk snel een baan te vinden. Als er een mismatch bestaat tussen de noodzakelijke en de aanwezige competenties, zijn zij meestal bereid en in staat die kloof snel te overbruggen.

Meer aandacht vragen de andere categorieën. Mensen die wel willen, maar niet kunnen zouden met specifieke opleidingspakketten opgeleid kunnen worden naar een competentieniveau dat gevraagd wordt op de arbeidsmarkt. Hun motivatie zal hen daarbij helpen.

Het is van een andere orde bij mensen die niet willen. Daar zal een andere aanpak nodig zijn om de kloof te overbruggen. Zeker bij mensen die niet willen en niet kunnen. Overigens gaat dit vaak gecombineerd. Je wilt iets niet, omdat je het niet kunt en andersom. Een standaard benadering mist de finesse om precies deze mensen te raken. Ofwel, het vraagt om nieuwe vormen van onderzoeken en begeleiden om te ontdekken wat deze mensen wél motiveert en waar hun talenten liggen. Ik ben er van overtuigd dat iedereen beschikt over (potentiële) talenten die, wanneer op de juiste wijze aangesproken, kunnen ontwikkelen tot praktisch in te zetten competenties.

Concreet voorbeeld. Veel vluchtelingen hebben huis en haard verlaten en duizenden gevaarlijke kilometers onder erbarmelijke omstandigheden afgelegd. Hier spreekt enorm veel motivatie, wilskracht en discipline uit. Kwaliteiten die in veel organisaties goed gebruikt kunnen worden.

Integraal werken
Dat (stimuleren tot) ontwikkelen gaat niet vanzelf. De afgelopen tijd hebben we gezien dat dit ook niet lukt door inspanningen van één partij. Gemeenten hebben veel initiatieven genomen die wel tot bepaald effect leiden, maar niet voor iedereen. Ook bedrijven doen hun best mensen met afstand binnen boord te krijgen door interne opleidingen en begeleiding. Ook daar zijn er positieve effecten. Scholen steken energie in het extra begeleiden van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, maar ook hun capaciteit is te beperkt om iedereen te helpen. Er blijven te veel mensen achter met de nodige frustraties als gevolg. Bovendien, hoe langer het duurt om deze mensen te helpen, hoe groter de remmende werking. Tijd is een remmende factor.
Ik denk dat samenwerken hier de enige weg is die tot succes kan leiden. Het gaat om complexe ontwikkelingsvraagstukken die uiteenlopende deskundigheden vragen. Overheid, onderwijs en ondernemers zullen de handen ineen moeten slaan. Samen kunnen zij programma’s maken die een veel grotere kans van slagen hebben. Bij succes is iedereen geholpen: de overheid haalt doelstellingen in het kader van de participatiewet, ondernemers kunnen beschikken over meer gekwalificeerde arbeidskrachten en onderwijs doet waar zij goed in is: scholen en voorbereiden op een succesvol leven in de samenleving.

Waarom gebeurt er dan niets?
Die vraag houdt mij al een tijdje bezig. Is het geld?

Natuurlijk, voor dergelijke programma’s is geld nodig. Hoeveel en door wie dat betaald moet worden is helaas onduidelijk. Wanneer je kijkt naar de opbrengsten zijn hier mogelijk antwoorden te vinden. Overheid krijgt belastinggeld om bij te dragen aan participatie. Ondernemers halen een grotere omzet wanneer zij met een passende capaciteit de markt kunnen pakken die zich nu aandient. Scholen hebben kwaliteiten en voorzieningen die de praktische overbrugging kunnen vergemakkelijken. Iedereen heeft belang, draagt verantwoordelijkheid en heeft financiële mogelijkheden. Wie neemt het initiatief?

Of is het misschien de onbekendheid, de vooroordelen?

Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben die afstand niet voor niets. Misschien geloven we er niet in dat deze mensen geschikte medewerkers kunnen worden….. Dan zijn het onze eigen gedachten en overtuigingen die in de weg staan. Interessant om eens te onderzoeken of dat zo is en of dat wel klopt. En als het zo is, hoe kun je dan je mening bijstellen?

Zijn het de rigide procedures, of regels die we moeten hanteren?

In Nederland zijn we erg goed in het reguleren van alles wat er moet gebeuren. Vooral zaken die financiële consequenties hebben zijn volledig dichtgetimmerd en afgeschermd. Gevoegd bij de neiging van veel ambtenaren en bestuurders om gehoorzaam de regels te volgen, leidt dit tot rigide toepassingen die samenwerking bemoeilijken. Het vraagt nogal wat lef om deze regels te omzeilen om tot een beter resultaat te komen. Je wordt immers uiteindelijk afgerekend op het volgen van deze procedures….

In lijn met het vorige punt kan het ook liggen aan de gesegmenteerde organisatie. Niemand gaat over alles. Ieder heeft zo zijn eigen deel, taak, bevoegdheid, opdracht en verantwoordelijkheid. En de daarbij horende kwalificaties en cultuur. Zo doen wij dat hier! Net als bij ‘regelgeving’ vereist het nogal wat moed om over de schuttingen van de eigen organisatie de samenwerking met anderen op te zoeken.

Willen en kunnen
Is het bij deze organisaties dan net zo: willen en/of kunnen we niet samenwerken om tot gedegen en structurele oplossingen te komen? Wat is er voor nodig om en vaardig en gemotiveerd te worden om integraal oplossingen te zoeken en te ontwikkelen? Welke lessen hebben we inmiddels geleerd en hoe zetten we die om in nieuwe acties die wel werken? We weten toch allemaal hoe het zit? Of is het wel comfortabel om het te houden hoe het nu is? Ik geloof dat er heel wat mensen in heel veel organisaties rondlopen die er alles voor over hebben om het verschil te maken. Zullen we elkaar eens opzoeken om te ontdekken hoe? Er is genoeg werk aan de winkel.

Jan Boekestijn