Verzwijgen detentie in verleden van verpleeghuisarts tijdens sollicitatie. Ontbinding zonder vergoeding.

Sollicitatiefase

In de sollicitatiefase staan de sollicitant en werkgever tot elkaar in een pre-contractuele relatie. Dat betekent dat zij (ook) in die fase rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Dat brengt met zich
mee dat op een sollicitant een informatieplicht rust met betrekking tot zaken waarvan de sollicitant weet
of kan weten dat deze voor de werkgever van belang zijn alvorens een arbeidsovereenkomst aan te gaan.
In de navolgende zaak gaat er iets mis in deze fase.

De feiten

De werknemer, die als arts was opgeleid in het academisch ziekenhuis in Caïro (Egypte) en een vervolgopleiding had genoten in het academisch ziekenhuis te Rotterdam, is door een specialistische arbeidsmarktintermediair binnen de zorg- en welzijnssector, voorgedragen bij een verpleeginstelling. Opmerkelijk was dat er een ‘gat’ in het CV van de werknemer was gedurende de periode van 2003 tot 2011.

Inhoud sollicitatiegesprek

Tijdens het sollicitatiegesprek met de leidinggevende van verpleeghuisartsen is gesproken over de opleiding en werkervaring van de werknemer, zijn motivatie voor de ouderenzorg en de recente ziekte van zijn moeder.

Verzwijging

De werknemer heeft op geen enkele wijze mededeling gedaan van zijn strafrechtelijke veroordeling. De verpleeginstelling heeft op haar beurt evenmin een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) of naar een mogelijk strafrechtelijke veroordeling gevraagd. De verpleeginstelling heeft evenmin navraag gedaan over het ‘gat’ in het CV.

Op een vraag per mailbericht van de intermediair over of het CV van werknemer zo klopt? reageert de werknemer niet. De werknemer had tegenover de intermediair verklaard dat hij in die jaren zijn ouders in Egypte heeft begeleid en dat zulks de reden was dat bij de werknemer belangstelling voor ouderenzorg was ontstaan. De werknemer deed voorkomen alsof hij dat in Egypte had gedaan.
Later bleek dat hij deze begeleiding ‘op afstand’ vanuit zijn detentie adres had gedaan.

Strafrechtelijk verleden

De Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid heeft de verpleeginstelling erop gewezen, dat de werknemer een crimineel verleden heeft. In 2003 heeft de werknemer twee junks bereid gevonden om, tegen betaling, zijn ex-echtgenote in brand te steken. In verband daarmee is de werknemer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor een poging tot moord op zijn ex-echtgenote. De werknemer leed op dat moment aan een persoonlijkheidsstoornis en is verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De werknemer werd omstreeks zijn indiensttreding bij de verpleeginstelling nog begeleid door de reclassering. De werknemer moest zich 1 keer per maand bij de zeer beperkt beveiligde inrichting melden.

Verweer werknemer

De werknemer heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de gesprekken met de intermediair en later de verpleeginstelling in het kader van zijn sollicitatie geen spreekplicht had met betrekking tot zijn strafrechtelijke veroordeling. Het aan de strafrechtelijke veroordeling ten grondslag liggende handelen, lag volledig in de privé-/relationele sfeer en had volgens hem geen betrekking op zijn arts-zijn.

Beoordeling kantonrechter

In beginsel behoort een in het verleden begaan strafbaar feit, zeker in de privé sfeer, na het uitzitten van de daarvoor gegeven straf tot zijn privé domein. In dit geval is de kantonrechter van oordeel, dat
op de werknemer, die beoogde te gaan werken als arts in een verpleeginstelling en aan wie dan de zorg voor oudere, kwetsbare bewoners wordt toevertrouwd, zowel in het kader van de sollicitatie bij de intermediair als bij de verpleeginstelling een mededelingsplicht had en niet alleen ten aanzien van zijn detentie en het daaraan ten grondslag liggende strafbare feit, maar vooral ook met betrekking tot de destijds bij hem gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis en het daaraan verbonden oordeel dat hij toen verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht.

Natuurlijk had de verpleeginstelling er verstandiger aan gedaan ter zake van het gat in het CV van de werknemer verder door te vragen en/of een VOG aan te vragen. De verpleeginstelling is begrijpelijkerwijs van de goede trouw van de werknemer uitgegaan.

De werknemer heeft door zijn gedrag het vertrouwen van de verpleeginstelling ernstig beschadigd en de kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk zonder toekenning van een vergoeding.

En terecht.

Brigitte Siesling, Symiongeassocieerde